Baanwielrenner Teun Mulder, olympisch bronzen medaillewinnaar op de keirin, beëindigt zijn warming-up vijftien tot dertig minuten voor de daadwerkelijke start van zijn wedstrijd. Tijdens het wachten daalt de temperatuur in zijn beenspieren, terwijl hij die zojuist omhoog had gebracht met zijn warming-up. Deze daling in de spiertemperatuur heeft tot gevolg dat de beenspieren van Mulder minder vermogen kunnen leveren, met als mogelijk gevolg een lager piekvermogen. Het tegengaan van deze daling van de spiertemperatuur tussen de warming-up en de start van de wedstrijd is dus wellicht een effectieve methode om prestatieverlies tegen te gaan. Faulkner heeft, samen met onder anderen de bij Adidas werkende Nederlandse bewegingswetenschapper Maarten Hupperets, onderzocht of het reduceren van de daling van de spiertemperatuur leidt tot een verbetering van de sprintprestatie.
Dit heeft Faulkner onderzocht door een elftal mannelijke wielrenners en triatleten (gemiddelde trainingsbelasting 16-20 uur per week) driemaal dertig seconden maximaal te laten sprinten op een fietsergometer. Het protocol voor iedere sprint was hetzelfde. Na een gestandaardiseerde (high-intensity) warming-up zaten de proefpersonen dertig minuten stil. Eenmaal deden zij dat tijdens het dragen van een commercieel verkrijgbare trainingsbroek, eenmaal tijdens het dragen van een geïsoleerde trainingsbroek en eenmaal tijdens het dragen van de geïsoleerde trainingsbroek met een daarin verwerkt verwarmingselement dat de bovenbeenspieren (behalve de adductoren) verwarmde. Het verwarmingselement bereikte temperaturen van 40-42 °C. Voor de warming-up en tijdens de dertig minuten durende rustperiode is de spiertemperatuur gemeten op een diepte van één, twee en drie centimeter. Direct na de rustperiode van dertig minuten fietsten de proefpersonen vijftien seconden op 75 Watt, gevolgd door een dertig seconden durende Wingate-test.
Het dragen van de isolerende trainingsbroek in combinatie met het extern verwarmen van de spieren leidde ertoe dat de proefpersonen een 9,6 procent hoger piekvermogen konden leveren in vergelijking met de andere twee methoden. Tevens bleek de spiertemperatuur op alle drie de diepten minder te dalen door de combinatie van de isolerende trainingsbroek en het extern verwarmen van de spieren. Dit leidde ertoe dat de spiertemperatuur na de periode van dertig minuten 1 °C hoger was op één centimeter diepte en 0,4 °C hoger was op drie centimeter diepte dan na het dragen van alleen de isolerende of de gewone trainingsbroek. Ook bleek de lactaatconcentratie in het bloed meer te stijgen na het extern verwarmen dan na de andere twee methoden.
Het extern verwarmen van de spieren tot vlak voor de start van een sprint is dus een effectieve methode om de daling van de spiertemperatuur tegen te gaan. Hierdoor blijft de spiertemperatuur hoger, waardoor de spieren een hoger piekvermogen kunnen leveren. Inmiddels heeft deze toepassing zijn weg naar de praktijk ook al gevonden. De Britse baanwielrenners hebben deze methode namelijk met succes toegepast tijdens de Olympische Spelen in Londen. Hiermee lijkt ook meteen een mogelijk kritiekpunt op de studie van Faulkner uit de wereld geholpen. De studie is namelijk uitgevoerd bij competitieve wielrenners en triatleten. Er is dan ook niet met zekerheid te zeggen dat het ook bij topsprinters zoals Mulder even effectief is. Echter, mede gezien het succes van de Britse baanwielrenners en het feit dat de spierfysiologie bij recreatieve sprinters en topsprinters hetzelfde werkt, lijkt er geen reden te veronderstellen dat de methode voor toppers minder effectief is. Wellicht kunnen ook andere sporten waarbij een lange periode zit tussen de warming-up en de wedstrijd, bijvoorbeeld zwemmen en roeien, profiteren van deze methode.
Bron
- Faulkner SH, Ferguson RA, Gerret N, Hupperets M, Hodder SG, Havenith G (2012) Reducing muscle temperature drop post warm-up improves sprint cycling performance. Med. Sci. Sport. Exerc., DOI: 10.1249/MSS.0b013e31826fba7f.